In religieuze gemeenschappen is er veel sociale controle.

In religieuze gemeenschappen is er veel sociale controle. Dat is bedoeld om iedereen ‘bij de les’ te houden. Toen ik eens een echt zwaar reformatorische kerk bezocht, zo eentje waar iedereen een wedstrijdje stilzitten deed, werd de jeugd steeds genoemd tijdens de twee uur durende kerkdienst. Aan het einde zei de dominee dat het van groot belang was dat de jeugd de volgende zondag weer zou komen. Ik had me speciaal voorbereid en m’n enige pak aangetrokken omdat ik bang was bij de deur geweigerd te worden. Ik was helemaal gefascineerd door de dienst. Ik ben zelf in de ‘gewone’ gereformeerde kerk opgegroeid maar daar was het helemaal niet zo statig als waar ik toen was. De dominee had een gebed dat zeker twintig minuten duurde en toen hij daarin zei ‘ach Here, dat gij de hemel scheurdet’ kwam dat wel overeen met mijn verlangen. Elke keer stonden een paar dezelfde mannen snel op bij specifieke momenten in de dienst. Ik had geen idee waarom maar het leek of ze hun overeenstemming wilden laten blijken. Ik heb een oudere mevrouw tien minuten intensief bestudeerd maar alleen haar oogleden bewogen. Iedereen had dezelfde soort gedweeheid over zich. Toen ik een vriend erover vertelde die uit de reformatorische kerk kwam keek hij me vreemd aan. Ja, zei hij, in die kerk ben ik opgegroeid. Dat wist ik niet, hij had me dat niet verteld. Hij vertelde me dat de dominee elke keer hetzelfde gebed opzei met kleine variaties voor actuele thema’s. Hij kon, toen hij ouder werd hele stukken mee opzeggen van het gebed van de dominee. Zijn kennissenkring was volledig reformatorisch en allemaal leefden ze bedrukt. Roken en drinken mocht vreemd genoeg wel en dat deed echt iedereen. Mijn vriend is daar al jaren geleden mee gestopt maar bij zijn familie wordt hij nog regelmatig drank en sigaretten aangeboden en gezegd dat hij niet zo flauw moet doen. Ondanks dat hij zich bijna dood gedronken heeft. Toen hij brak met de kerk was de reformatorische bedruktheid na twintig jaar nog steeds niet uit hem verdwenen.

De reformatorische kerk kent vrijwel geen bekeerlingen. Ik heb wel eens gezien dat een maar meiden wat foldertjes uitdeelden in de stad maar het leek erop dat het hun enige naar buiten gerichte activiteit was. Ze zien er ook allemaal een beetje hetzelfde uit omdat ze (voor het grootste gedeelte) hun hele leven daar blijven, trouwen en kinderen krijgen. De meesten vinden dat helemaal niet erg, het is een hele stabiele gemeenschap. Met een voormalig collega van me had ik regelmatig gesprekken en het bleek dat zijn vader er dominee was en hij was er ook uitgestapt. Het gaf hem nog steeds spanningen.

Het lijkt erop dat er een enorme kracht aan het werk is om te zorgen dat de gemeenschap bij elkaar blijft. Veel tieners rebelleren tegen de kerk en vertrekken maar hun ouders vinden dat eigenlijk niet zo erg want per slot van rekening hadden ze dat zelf ook gedaan. En inderdaad komen de tieners als ze volwassen zijn weer terug om vervolgens hun hele leven in de kerk te blijven. De grootste drijfveer daarin is angst, want wat als de kerk toch gelijk blijkt te hebben?

De vader van mijn vriend had eens een ouderling op bezoek gehad die sprak over de ernst van het geloof en dat we dat vooral niet lichtzinnig moesten opvatten. Toen hij weg was keek zijn vader naar zij kinderen die op zondagmiddag aan het schommelen waren in de tuin. Hij zei maar dat ze daarmee moesten stoppen want misschien was dat wel wat te lichtzinnig.

Jaren later ben ik nog een paar keer naar verschillende reformatorische kerken geweest uit pure nieuwsgierigheid en omdat ik wilde weten wat er speelde. Ik werd niet teleurgesteld. In de ene kerk ging ik ergens zitten en ik merkte dat een paar mensen om zich heen keken en wat gingen schuiven. Ik kreeg snel een zangboekje aangereikt. Het leek er sterk op dat ze maar weinig mensen van buitenaf in hun kerk kregen. Na de dienst snelde een vriendelijke man achter me aan, verwelkomde me en zei dat hij van de evangelisatiecommissie was. Hij overhandigde me een Bijbel en verdween weer. Ik kon nog net zeggen dat ik een hart had voor reformatorische mensen. Later realiseerde ik me dat iedereen zijn vaste plek had. Dat hadden wij overigens ook toen ik opgroeide in de kerk. Van de preek weet ik alleen nog dat die heel suggestief was. Zonder het echt te zeggen werd er iets geïmpliceerd. Dat had een dreigende ondertoon. Ik praatte erover met mijn collega en die knikte bevestigend. Hij zei dat het altijd wel zo ging.

In een andere kerk werd ik in de hal al aangesproken en vreemd aangekeken. Of ik hier vaker kwam was de vraag. Ik was er al eens geweest dus ik zei maar ja. Gelukkig mocht ik naar binnen. Ik kwam naast een hele vriendelijke man te zitten die me bij elk moment als er even niet gezongen werd een snoepje aanbood. Nu snoep ik al lang niet meer dus na het vijfde snoepje wees ik het beleefd af. Het bracht hem zichtbaar in verwarring. Ook toen ik wat teveel om me heen keek draaide hij met een verbaasde en licht geïrriteerde blik zijn hoofd naar me toe. Ik probeerde toen wat meer rechtuit te kijken maar er was zoveel te zien. De preek werd voorgelezen want er was op dat moment geen dominee beschikbaar. Het was een volledig dichtgetimmerd betoog over wat de Bijbel zou zeggen en zelfs vastgelegde bezwaar makende vragen werden voorgelezen en vakkundig weerlegd. Nu ken ik deze leerstellingen vrij goed en ook de argumentatie erachter dus eigenlijk vond ik het ook weer prettig dat ik de preek goed kon volgen. Duidelijkheid heeft ook zijn voordelen. Ik lette ook goed op (zonder mijn hoofd al te veel te draaien) hoe de stevig benoemde leerstellingen op de toehoorders overkwamen. Ze hadden dit natuurlijk al hun hele leven gehoord maar was het grotere geheel al tot hun doorgedrongen? En hoe zat het met hun bedruktheid? Ik kreeg het idee dat iedereen het maar een beetje over zich heen liet komen en iedereen verliet na de dienst onbewogen het kerkgebouw. Buiten voelde ik me een beetje surrealistisch. Mensen liepen in groepjes naar hun auto of verder over de stoep en ik liep daar alleen, wetend dat wat er net gezegd werd alle hoop uit het leven wegneemt. Niemand scheen daar erg in te hebben natuurlijk.